In mijn kast stond jarenlang Het boek met alle antwoorden. Ooit eens gekocht in mijn tienertijd, toen ik mij behoorlijk verdwaald voelde. Een gevoel dat ik nog veel vaker zou hebben, daar veranderde dat boek niets aan.

Er was echter iets dat Het boek met alle antwoorden mij wél had kunnen vertellen. Iets dat werkelijk van belang was en dat ik pas kon zien toen ik het doorhad.
Het had mijn perspectief kunnen reflecteren. Iets dat ik zó vanzelfsprekend vond, dat ik het niet zag.
Ik heb heel lang gezocht naar kant en klare antwoorden.
Dat ik mijzelf niet raadpleegde is al problematisch genoeg, maar voor nu wil ik inzoomen op antwoorden.

Antwoorden zijn namelijk vluchtig. Er hoeft maar iets te veranderen en je moet je antwoord herzien. Iets dat wij mensen overigens zelden doen; wanneer we eenmaal een antwoord hebben, klampen we ons eraan vast. We vragen ons niet meer met enige regelmaat af of een ooit gegeven antwoord nog wel klopt.

Vraag voor de proef op de som maar eens rond waar de Rijn Nederland binnenkomt. Zonder dat men het mag opzoeken en bij voorkeur aan mensen die daar niet in de buurt wonen. De meerderheid zal antwoorden: ‘Bij Lobith’ of ‘vroeger bij Lobith.’ Want dat hebben we op school geleerd, ik ook.
Maar dat is al sinds de 18e (!) eeuw niet meer zo.
Lobith ligt zelfs helemaal niet meer aan de Rijn, kijk maar op het kaartje.
De Rijn komt bij Spijk ons land binnen.
Dit komt niet doordat we de Nederlandse grens wat hebben opgeschoven, maar doordat de loop van de Rijn is veranderd.

Grappig hoe in beeldtaal een rivier symbool staat voor vrijuit stromen en gaan waar je wilt, en dat we tegelijk er vanuit gaan dat deze rivier altijd hetzelfde pad blijft volgen.
Leven is veranderlijk en toch lijken we telkens weer te proberen het in beton te gieten. Hechten aan antwoorden is daar een voorbeeld van.

We onderschatten het belang van een vraag
Wat Het boek met alle antwoorden mij ook had kunnen doen beseffen, was dat een antwoord alleen bestaat dankzij een vraag. Ik kan het antwoord ‘Overdrijf het niet’ eruit pikken. Maar die woorden betekenen niets zonder dat ik ze een context, een kader geef.
Terwijl een vraag op zichzelf zeer betekenisvol kan zijn, ook zonder antwoord. Degene die de vraag stelt geeft je daarmee het eigen perspectief op een presenteerblaadje.

Tijdens een workshop vroeg ik de deelnemers om een vraag op te schrijven die ze bezighield. Een denkvraag, niet eentje in de categorie ‘wat zal ik vanavond gaan eten?’
Iemand schreef: ‘Hoe kunnen we het klimaat nu nog redden?’

Dan kan je de kriebel voelen om daar direct met antwoorden op te vuren, maar niet doen.
Lees de vraag. Hoe deze geformuleerd is. De exacte woorden geven aan hoe deze persoon zelf hierin staat.
‘Hoe’ en ‘kunnen’ geven aan dat de vrager veronderstelt dàt het klimaat te redden is.
De manier ís er, we hoeven die alleen nog te vinden.
‘we‘ geeft aan dat de vraagsteller samenwerking veronderstelt. Er is een groep mensen, geen individu. Dit is een wezenlijk andere vraag dan bijvoorbeeld: ‘Wat kan ik doen om het klimaat te helpen?’ De focus ligt heel ergens anders.
‘We’ is ook meer diffuus, de verantwoordelijkheid verwatert een beetje in een groep. Wil diegene werkelijk iets doen, of zoekt deze persoon vooral medestanders?
‘het klimaat’ is een ruim begrip. De vraagsteller heeft hier kennelijk een beeld bij.
Daar kan je naar vragen: ‘Wat is het klimaat?’
Het gevaar bij veelgebruikte woorden voor abstracte begrippen, is dat we er allemaal een beeld bij hebben. En er niet meer aan denken om dit beeld bij de ander te checken.
– De woorden ‘nu nog’ geven aan dat er urgentie gevoeld wordt. Enig optimisme bleek uit de hoe-vraag, maar er zit wel een ondertoon van ongeduld/ pessimisme in.
‘redden’. Wat is redden? Daar heeft de vraagsteller een beeld bij.
Proef het woord eens. Dit lijkt een hulpeloosheid te veronderstellen. Helpen zou een heel andere lading aan de vraag gegeven hebben. Ziet de vraagsteller ‘het klimaat’ als iets dat hulpeloos is?
Bovendien wordt hiermee gesuggereerd dat de mens de redder is. Hoe verhoudt zich dat tot de mens als veroorzaker van de klimaatproblemen? (Is er een ‘wij-zij’ tweedeling misschien?)

Je ziet, de vragen komen als vanzelf op door enkel heel aandachtig te luisteren naar de woorden die gezegd worden. Ik hoef de details niet te weten of wat de achtergronden zijn. Je hoeft niet uit te leggen hoe je kijkt. Dat sijpelt door in je woorden.

Het zal je niet verbazen dat ik in de loop der jaren veel meer van vragen ben gaan houden.
Het boek met alle antwoorden raadpleeg ik niet meer. Want, zoals dichter Rutger Kopland het zo prachtig heeft verwoord: ‘Geef mij maar een vraag, en geen antwoord.’