De boodschap van het sprookje van Roodkapje wordt vaak vertaald als: ‘Je moet je moeder gehoorzamen.’
Maar met deze te letterlijke denkwijze kom je in de knel wanneer je het sprookje van Assepoester erbij pakt. Want met diezelfde denkwijze zou de boodschap van dat sprookje zijn dat je niet hoeft te gehoorzamen als het je stiefmoeder is.
En dat kan niet waar zijn, anders zouden zowel Assepoester als Roodkapje echt niet nog steeds verteld worden.
Er zit dan ook veel meer nuance in het sprookje van Roodkapje, en ik hoop je dit te kunnen laten zien.
Hoe ging het sprookje ook alweer?
Er was eens een lief klein meisje dat van haar grootmoeder een rood fluwelen kapje had gekregen. Daar was het meisje zó blij mee, dat ze niets anders meer dragen wilde en zo noemde iedereen haar Roodkapje.
Op een dag roept Roodkapjes moeder haar bij zich. Grootmoeder was ziek, en Roodkapje moest haar wat wijn en koek brengen, zodat ze zich beter ging voelen.
Maar, waarschuwt haar moeder, ga rechtstreeks naar grootmoeders huis en ga niet van het pad af.
Roodkapje belooft het, neemt de wijn en koek en gaat op pad. Grootmoeder woont in het bos, een half uurtje lopen.
Wanneer Roodkapje in het bos loopt, komt ze de wolf tegen. Roodkapje weet niet dat het een gevaarlijk dier is en is dus niet bang.
De wolf groet haar en zij groet beleefd terug. Hij vraagt waar ze naartoe gaat en Roodkapje vertelt waar haar grootmoeder woont, wat ze haar gaat brengen en waarom.
De wolf wandelt een eindje met haar mee, en wijst haar er dan op dat ze veel te weinig oog heeft voor alle moois om hen heen. De zon schijnt, de vogels zingen en er groeien prachtige bloemen naast het pad.
Roodkapje begint enthousiast bloemen te plukken voor haar grootmoeder – elke keer ziet ze verderop nóg mooiere bloemen en zo verdwijnt ze steeds verder van het pad, steeds dieper het bos in.
De wolf glipt weg en gaat linea recta naar grootmoeders huisje. Zonder pardon eet hij de oude dame op, trekt haar nachtkleding aan en gaat in bed liggen wachten.
Roodkapje heeft heel veel bloemen geplukt en herinnert zich opeens weer dat ze op weg was naar haar grootmoeder. Ze haast zich naar het huisje, waar ze tot haar verbazing de deur open vindt. Het geeft haar een akelig gevoel, wat ze niet begrijpt, omdat ze hier altijd zo graag komt.
Roodkapje stapt toch het huisje binnen en groet haar grootmoeder. Maar haar grootmoeder ziet er zo anders uit… Ze heeft zulke grote oren – de wolf antwoordt haar dan beter te kunnen horen. Ze heeft ook zulke grote ogen – de wolf antwoordt haar dan beter te kunnen zien. Wanneer Roodkapje opmerkt dat grootmoeder wel erg grote tanden heeft, roept de wolf dat hij haar daarmee gaat opeten, springt op en ook Roodkapje verdwijnt in zijn maag.
Zijn buik volgegeten, gaat de wolf tevreden weer in bed leggen en valt in slaap.
Hij snurkt echter zó hard, dat hij de aandacht trekt van de jager die langs grootmoeders huisje komt. Die besluit even te kijken of alles wel goed is met de oude vrouw.
Binnen treft hij de wolf – eerst wil hij schieten, maar dan ziet hij de enorme buik en besluit deze open te knippen. Wellicht kan hij de oude vrouw nog redden. Eerst komt Roodkapje tevoorschijn en dan haar grootmoeder, allebei nog in leven.
Ze stoppen stenen in de buik van de wolf, zodat hij niet weg kan komen en doodgaat.
De jager stroopt de pels van de wolf en vertrekt tevreden naar huis.
Grootmoeder eet en drinkt wat Roodkapje meegenomen heeft en knapt daar inderdaad van op.
Ondertussen denkt Roodkapje: ‘Je mag nooit meer alleen van de weg af het bos inlopen, als je moeder het verboden heeft.’
Zie je nou wel,
kan je zeggen, Roodkapje zegt het zelf: je moet je moeder gehoorzamen.
Klopt inderdaad, maar dat is niet de boodschap. De boodschap die het sprookje van Roodkapje ons toont, is: laat je enkel leiden door stemmen die het beste met je voor hebben.
Om dit te verbeelden, heb je allereerst een personage nodig dat zich laat leiden. Een kind ligt voor de hand, het heeft immers nog veel te leren. En omdat meisjes van oudsher nu eenmaal sneller geneigd zijn te gehoorzamen, is daar Roodkapje.
Dan heb je een personage nodig dat het kind leidt, én het beste met het kind voor heeft. Voor deze verbeelding is een onverbrekelijke band nodig, eentje met louter zuivere intenties. De oorspronkelijke vertellers kwamen op de band tussen moeder en dochter.
Omwille van het contrast heb je een stem nodig die tegengesteld is aan die van de moeder. Maar het moet voor Roodkapje vrij lastig zijn om die als tegenovergesteld te herkennen – anders was het geen les om te leren.
Een listig roofdier wordt in dit sprookje opgevoerd als het tegenovergestelde van de beschermende moeder. Eentje die vanaf het eerste moment aangeduid wordt als ‘de wolf’ en niet ‘een wolf’.
Het maakt duidelijk dat dit een bekend karakter is, niet zomaar een willekeurige wolf. De wolf toont een aard zoals we die van de vos kennen uit fabels, maar een vos was minder bedreigend geweest (die eten namelijk geen mensenkinderen). Het argeloze Roodkapje weet niet dat de wolf gevaarlijk is. Het komt nog niet in haar op dat niet iedereen het beste met haar voor heeft.
De wolf klinkt heel vriendelijk en redelijk; loop niet met oogkleppen op naar je doel, heb oog voor alle moois om je heen. En in een andere setting had dit een heel waardevolle opmerking kunnen zijn. Maar, zo wil het verhaal ons laten zien, het gaat niet om wàt er gezegd wordt, het gaat om de intentie waarmee het gezegd wordt.
Roodkapje kijkt niet naar intentie, en zo laat ze zich leiden door de stem van de wolf. En daarmee afleiden van de stem van haar moeder. Dit zie je in dat ze van het pad afgaat om bloemen te plukken.
Het verhaal toont ons wat er gebeurt wanneer we ons laten manipuleren. Het treft niet enkel onszelf, maar ook onze naasten. Roodkapjes grootmoeder wordt als eerste door de wolf opgegeten.
En weer zien we hoe Roodkapje naar de verkeerde stem luistert, door haar ‘niet pluis gevoel’ bij grootmoeders huisje te negeren. Ze gaat toch naar binnen.
Dit is een dilemma dat vaak onderbelicht blijft; Roodkapje volgt nu namelijk braaf wat haar moeder haar gezegd had te doen: naar grootmoeder gaan. Maar dat maakt het niet goed, omdat ze niet heeft geluisterd naar het deel over rechtstreeks naar het huisje gaan, en het pad niet verlaten. En dat heeft de situatie veranderd, waardoor haar moeders opdracht niet meer toepasbaar is. Dit maakt dat Roodkapjes moeder nu de verkeerde stem is geworden om naar te luisteren, en het ‘niet pluis gevoel’ binnenin Roodkapje zelf de juiste stem.
Daarom is het zo belangrijk dat je de boodschap van dit sprookje niet vertaalt als: ‘je moet je moeder gehoorzamen’. Want daarmee mis je de nuance van dit moment, waarop Roodkapje in feite een stukje volwassenheid aangeboden krijgt.
Als je eenmaal van het pad afgegaan bent, hoe ga je dan verder? Je kan niet een beetje zelf beslissen, doen alsof er niets gebeurd is en alsnog braaf gehoorzamen. Opgroeien is vooruit gaan. Er is geen weg terug.
Roodkapje herkent de wolf niet en luistert naar zijn antwoorden – en ook zij wordt opgegeten.
De jager die daarna ten tonele verschijnt is een personage dat de wolf en zijn trucjes wèl kent. Hij bevrijdt Roodkapje en haar grootmoeder.
Dit sprookje wil ons laten zien dat je niet zomaar moet luisteren naar iemand zonder te weten of diegene werkelijk jou helpt, of alleen zichzelf. Daarvoor moet je niet alleen de woorden horen die gesproken worden, je moet ook weten wie de woorden spreekt.
Voor de oorspronkelijke vertellers was een moeder de beste, meest herkenbare verbeelding van iemand die jou werkelijk helpt. Als jij daar andere beelden bij hebt, gebruik die vooral. Ook moeders zijn tenslotte geen heiligen.
Je kan het zelfs omdraaien; dat de stem van de moeder juist degene is die spreekt vanuit eigenbelang. Dat zij zich laat beïnvloeden door vreemde stemmen en dit weer overbrengt op haar dochter. Dan kan het zijn dat Roodkapje een vreemdeling treft die haar de ogen opent.
Maar het moet in overeenstemming zijn met de boodschap die jij probeert over te brengen. Je begint met de boodschap, niet met de vorm.
Leg je eigen accenten, en zo ontstaat jouw verhaal.