Misschien ben ik goed met woorden, mijn kater kan geweldig uitbeelden.

Zijn hele leven (ruim 15 jaar) was hij een binnenkat, middenin de stad.
Hij had best wel wat bravoure en alles in zijn wereldje was prima onder controle.

Toen kwam de verhuizing.
Ik zie hem nog staan op de drempel van de keuken, onzeker om zich heen kijkend. Ik zag hem kleiner worden en achteruit deinzen.
Dat gevoel en die reflex herkende ik maar al te goed.
We lijken dan ook best wel op elkaar, mijn kater en ik.

Afgelopen week was er een mooie, zachte voorjaarsdag. En terwijl de zon scheen, hees ik mijn kater in zijn gloednieuwe tuigje, klikte zijn riem vast, deed de achterdeur open en stapte naar buiten.

Hij bleef op de drempel staan. Voor het eerst voelde hij de wind, en rook alle geuren die meegevoerd werden. En weer die eerste reflex: klein maken. Achteruit.
Maar uiteindelijk won de nieuwsgierigheid het van de angst. Ik zag hem moed verzamelen en over de drempel stappen.

Zijn eerste aarzelende stapjes buiten. Stilstaan. Ruiken. Kijken. Luisteren.
Te veel allemaal, weer terug naar de deur. Ik liet hem binnengaan.
Maar dan toch blijven staan en achterom kijken. Omdraaien.
Weer naar buiten.
Uiteindelijk hebben we heel langzaam een rondje om het huis gelopen met z’n tweetjes. Ik liet hem leiden en hij snapte uiteindelijk dat hij niet overal onderdoor en achterlangs kon kruipen. Zo’n riem werkt twee kanten op.

Met de vissen in de vijver en de vogeltjes in de bomen is hij nog helemaal niet bezig, merkte ik. Zelfs de kat die plots uit de rodondendron wegschoot, werd niet eens opgemerkt door mijn kater. Hij was te druk bezig met snuffelen aan blaadjes.

Nu ligt hij in zijn mandje te slapen. Af en toe snurkt hij een beetje.
En ik weet: dit beestje vindt wel weer zijn balans in deze nieuwe wereld.
Met kleine stapjes, alle ruimte, veel geduld en hier en daar wat aanmoediging.