De gebeurtenissen uit je verhaal hoeven niet letterlijk gebeurd te zijn, maar de boodschap moet waar zijn.
Bij het woord ‘sprookje’ denken de meeste mensen aan een verhaaltje voor kinderen dat begint met ‘er was eens‘ en eindigt met ‘en ze leefden nog lang en gelukkig‘. Er dansen wat elfjes en heksen in rond, prinsen en prinsessen vechten tegen draken en dit alles speelt zich af in een niet nader gespecificeerd land, waardoor elk landschap mogelijk is.
Wanneer volwassenen het woord sprookje gebruiken, doen ze dit negen van de tien keer om aan te geven dat iets niet waar is, of niet realistisch. ‘Het leven is geen sprookje’, bijvoorbeeld. Ditzelfde tragische lot ondergaan mythes – volgens Van Dale: ‘gangbare, als onaantastbaar beschouwde maar ongegronde opvatting’.
Tot zo ver de associaties en aannames. Nu gaan we met meer aandacht kijken.
Verhaal, vertelling
Het woord sprookje is afgeleid van het Middelnederlandse woord sproke. Middelnederlands is de aanduiding voor de taal die ruwweg tussen 1150 en 1550 in de lage landen werd gesproken, zeg maar Middeleeuws-Nederlands. En sproke wordt als volgt beschreven:
Sproke, sproec znw m, v l 1 wat iemand zegt, woorden, mededeling, uiting 2 spreuk 3 verhaal, vertelsel
Een sprookje is simpelweg een verhaal. Geen verdere vereisten.
Bovendien gaan de associaties die heersen bij lang niet alle sprookjes op. Laat ik het niet complexer maken door over oude versies te beginnen, dus laten we het even houden bij de moderne versies van enkele algemeen bekende sprookjes.
– Assepoester wordt door een fee bezocht, er wordt getoverd en ze kan naar het bal, waar de prins verliefd op haar wordt. Met een paar laatste beproevingen vinden ze elkaar, trouwen en leven nog lang en gelukkig. Dit sprookje voldoet aan alle associaties.
– In het sprookje van Roodkapje komt er echter geen magie aan te pas. Er zijn ook geen prinsen en prinsessen, geen huwelijk. Hooguit kan je zeggen dat het magisch is dat de wolf kan praten.
– In Het meisje met de zwavelstokjes volgen we wederom een niet-koninklijk meisje, ze is zelfs heel arm. Ze leeft in de gewone mensenwereld, er komen geen sprekende dieren op haar pad en geen goede fee om haar alles te toveren wat ze wenst. Dit sprookje eindigt ook niet met een ‘en ze leeft nog lang en gelukkig’.
Inhoud boven vorm
Mijn punt is dat het heel kunstmatig is om zoveel verschillende verhalen onder dezelfde noemer proberen te scharen. En het is al helemaal vreemd om ideeën over vorm te laten bepalen voor wie het bedoeld is. Wist je dat de mensen bij animatiestudio Pixar niet in eerste plaats bezig zijn met de leeftijd van hun publiek? Ze richten zich op de boodschap die ze willen overbrengen. Een van de medewerkers van Pixar was op een dag met zijn zoontje in de speeltuin toen hij zich realiseerde dat hij niet kon ontspannen en zijn zoontje geen ruimte gaf om te spelen, hij was doorlopend bang dat er iets zou gebeuren. Hieruit is Finding Nemo ontstaan.
Een verhaal is een verhaal, in welke vorm je het ook giet. En een verhaal is een vertelling van een reeks gebeurtenissen, die toewerkt naar een conclusie. Of het nu een toneelstuk is, een boek, een film, een mop of een anekdote. Zo vertellen we elkaar verhalen.
De conclusie is de boodschap die je wilt overbrengen, de hele reden waarom je het verhaal vertelt. Als het om sprookjes gaat wordt het woord ‘moraal’ gebruikt en dat klinkt gelijk zo akelig belerend. Misschien dat we sprookjes daarom doorgeschoven hebben naar kinderen, omdat we ons als volwassenen niet willen laten vertellen wat we hebben te doen en laten?
Het is echter niets anders dan onze eigen ervaringen met elkaar delen, opdat we van elkaar kunnen leren hoe te (over)leven, op fysiek, emotioneel en spiritueel niveau.
Wanneer je verhalen vertelt met een boodschap die je zelf niet hebt doorleefd, krijg je dogmatische verhalen met dat opgestoken vingertje. Verhalen die mensen verhinderen om zelf beter te kijken. Verhalen die ons verdelen. Het is geen kunst om mensen uiteen te drijven met verhalen. Het is een ambacht om mensen met verhalen te verbinden.
Toch iets over vorm
Het kan heel veel ruimte geven om beeldtaal te kunnen gebruiken. Beeldtaal gaat recht naar de emotionele laag. Dus als je een Klein Duimpje tegenover een reus zet, voelen we direct hoe dat is. Het is niet anders dan Frodo die in Lord of the Rings de shire verlaat en tijdens zijn reis op vele gevaren stuit. Hoe klein en overweldigd je je voelde op je eerste schooldag, versus hoe je jaren later met opgeheven hoofd je diploma in ontvangst neemt.
Wanneer je je eigen levenservaring wilt doorgeven, kan je stuiten op bezwaren. Hoeveel zelfonthulling? In hoeverre scherm je de mensen om je heen af? Wat als dat wat nu waar lijkt, met het verstrijken der jaren in een ander licht komt te staan?
In een andere vorm heb je meer ruimte, meer bewegingsvrijheid.
Je hoeft niemand te vertellen dat zij op zeker moment in jouw leven de rol van heks vervulden, om maar een voorbeeld te noemen. Je hoeft niet te vertellen dat je een depressie hebt gehad als je dat niet wilt. Het letterlijke kan zelfs afleiden van de boodschap, omdat mensen zich dan op jou richten, in plaats van op wat je zegt – in Zen is dit richten op de vinger in plaats van waar de vinger naar wijst.
Neem mensen liever mee in een andere wereld en laat het ze voelen. Zie weer het voorbeeld van Finding Nemo.
De gebeurtenissen uit je verhaal hoeven niet letterlijk gebeurd te zijn, maar de boodschap, die moet waar zijn. Het verhaal van Roodkap zal niet letterlijk zo hebben plaatsgevonden. Maar we voelen allemaal dat de boodschap waar is: laat je niet leiden door stemmen die enkel hun eigen belang voor ogen hebben.
Dus de volgende keer wanneer iemand stelt: ‘die persoon vertelt sprookjes’, om aan te geven dat iemand onwaarheden verkondigt, of zegt dat sprookjes alleen maar voor (kleine) kinderen zijn, weet jij gelukkig beter.