De laatste keer dat ik een blog schreef lijkt alweer heel lang geleden, in een compleet ander tijdperk. 
In de gebeurtenissen van de afgelopen tijd klonk regelmatig de roep om verhalen. Verhalen die kunnen duiden wat er nu gebeurt, verhalen die troosten, verhalen die afleiden, verhalen die ons ervaringen laten delen.
Ik bleef stil. Ik ben een tijd stil geweest. In mijn retraite van begin maart heb ik ervaren hoe rijk stilte is. En dat stilte niet hetzelfde is als zwijgen. Stilte zit binnenin. Je kan stilte ervaren van binnen wanneer je spreekt. En je kan herrie ervaren van binnen wanneer je zwijgt. 
In de stilte kwam één verhaal telkens naar boven. Het is naar ik meen een oud zenverhaal. Aanvankelijk heb ik het opgeschreven vanuit mijn geheugen en toen ik het later terugvond, zag ik dat de inkleuring toch wat anders bleek, de essentie is echter gelijk. 

‘Vloek of zegen?’ 
Lang, heel lang geleden leefde er in een land hier ver vandaan een rijke man. De rijke man had niet alleen heel veel geld maar ook land, huizen en bedienden in overvloed. En hij had een kudde paarden, wat in die tijd bijna de grootste rijkdom was die een man kon hebben.

Op een dag waart er een woeste storm over het land. De storm duwt een boom om die op het land staat van de rijke man. De boom valt op een hek dat onder zoveel gewicht bezwijkt en daarmee ontstaat een opening in de omheinde weide waar de kudde paarden staat. De paarden schrikken van de klap, slaan op hol en verdwijnen.
Alle mensen beklagen de rijke man om het verlies van zijn paarden, maar de rijke man wuift hun woorden weg en zegt alleen: ‘Je weet niet of het een vloek of een zegen is. Heb geduld.’

Na enkele dagen verschijnt een stofwolk aan de horizon. De kudde paarden van de rijke man komt rustig aandraven, met bij hen een wilde hengst. Het is een adembenemend dier, met een glanzende ravenzwarte vacht en fonkelende ogen. 
Alle mensen roepen verheugd hoeveel geluk de rijke man heeft, nu niet alleen zijn eigen paarden teruggekeerd zijn, maar hij ook nog zo’n prachtig nieuw paard erbij heeft. Maar de rijke man blijft onbewogen en zegt alleen: ‘Je weet niet of het een vloek of een zegen is. Heb geduld.’

De zoon van de rijke man neemt zich voor om de zwarte hengst tot zijn rijdier te maken. Maar de zwarte hengst is geenszins van plan zich te laten temmen en verzet zich hevig. Op een dag werpt hij de zoon zo hard af, dat de jongen zijn heup en arm breekt. De artsen doen hun uiterste best, maar het heupbot van de jongen is verbrijzeld, wat betekent dat hij de rest van zijn leven mank zal blijven.
Alle mensen jammeren, roepen dat die akelige zwarte hengst onheil gebracht heeft, beklagen de zoon en zijn vader om zoveel tegenspoed. Maar de rijke man zegt alleen: ‘Je weet niet of het een vloek of een zegen is. Heb geduld.’

Enkele maanden verstrijken en het land wordt aangevallen door vijandelijke legers van een van de buurlanden. Iedere jongeman wordt opgeroepen dienst te nemen in het leger van de koning en mee te vechten. De zoon van de rijke man wordt vanwege zijn mankheid afgekeurd en uitgesloten van de dienstplicht.
Alle mensen kijken wat meewarig naar de jongen die afgekeurd is en beklagen zijn vader dat hij nu geen zoon heeft die zijn land kan dienen en eer kan bewijzen. Maar de rijke man zegt alleen: ‘Je weet niet of het een vloek of een zegen is. Heb geduld.’

De strijd is hevig, de verliezen groot. De vijandelijke troepen worden verjaagd, maar tegen een hoge prijs. Ruim de helft van de jongemannen keert nooit terug van het strijdtoneel. Het land is in diepe rouw gedompeld. 
Alle mensen prijzen de rijke man nu gelukkig, dat hij zijn zoon heeft mogen behouden. Maar de rijke man zegt alleen: ‘Je weet niet of het een vloek of een zegen is. Heb geduld.’