Contrast laat ons zíen.
Wij mensen zien het best door middel van contrast. Zowel letterlijk als in ons denken.
In verhalen geldt dan ook dat je contrast sterk hebt neer te zetten.
Roodkapje ontmoette een wolf, Raponsje stond tegenover een heks, en later een prins.
Wat doen ze in westerns om een uitgestorven plein te laten zien? Ze blazen er een tumbleweed doorheen. Als je simpelweg de camera zet op een lege straat, valt ons niet op dat het leeg is.
Het contrast laat het ons zien.
Stilte laat je horen door een hartslag, het ruisen van de wind in de verte, een klapperend touw aan een vlaggenmast, een piepend uithangbord.
Waar ik moeite mee heb, is dat contrast vaak platgeslagen wordt als ‘goed tegen slecht’.
Dat is dualistisch kijken. Iets moet winnen ten koste van het andere.
We juichen als de heks in de oven wordt geduwd, we huilen als Sneeuwwitje voor dood neervalt.
Zo kijk ik niet. Niet naar verhalen en niet naar het leven.
Wat voor mij een meer helpende opvatting is, is dat ieder personage bijdraagt aan het vormen van de andere personages. In de interactie tonen ze zich.
Was Hans Christian Andersen een gelukkig man geweest, dan had hij nooit de sprookjes geschreven die hij ons nagelaten heeft. Als geen ander voelde hij hoe het was om er altijd net buiten te staan, geen thuis te hebben. Zijn verhalen waren zijn manier van verbinding maken.
En veel van zijn verhalen waren bedoeld voor volwassenen, vergis je niet.
‘Ik wil zo schrijven dat kinderen het begrijpen, maar ik wil ook dat hun ouders over hun schouders meeluisteren.’
Ook jij hebt ergens in je leven onder geleden én het heeft je gemaakt tot de persoon die je nu bent. Hoe was jij je er bijvoorbeeld ooit bewust van geworden dat je een sterk rechtvaardigheidsgevoel hebt, als je nooit geconfronteerd was met onrecht?
Welke personen en welke voorvallen hebben in jouw leven bijgedragen aan hoe jij je gevormd hebt?