Een verhaal uit de smidse van De Sprookjessmid voor iedereen die wel eens geplaagd wordt door zelftwijfel, verlamd wordt door angst en telkens maar wacht op morgen.

Er leefden eens een man en vrouw. Ze waren samen gelukkig, zoals elk stel hoopt te zijn.
Op een dag kwam de man, geheel tegen zijn gewoonte in, veel vroeger thuis dan anders. Hij wilde zijn vrouw verrassen en sloop stilletjes naar binnen. Eenmaal in de kamer keek hij spiedend rond maar kon zijn vrouw nergens ontdekken. Zachtjes liep de man naar boven, maar ook daar vond hij enkel lege kamers. Plots hoorde hij boven zijn hoofd een deur. Geruisloos beklom de man de zoldertrap, liep stilletjes naar de gesloten deur van de zolderkamer en gluurde door het sleutelgat.
Hij zag zijn vrouw bij een grote, oude kast staan. Met een uitbundige vreugdezwaai gooide ze de kastdeuren open en toverde een werkelijk adembenemende jurk tevoorschijn. Oneindig teder en liefdevol liet de vrouw de jurk over haar hoofd glijden.
Met een stille zucht van bewondering zag de man hoe zijn vrouw straalde zoals hij haar nog nooit had zien doen. Ze stond rechter dan anders, bewoog zich gracieuzer, lachte sprankelend en haar ogen… de man kon zich niet heugen wanneer hij haar ogen zó had zien schitteren. Roerloos keek hij toe hoe zijn vrouw paradeerde in haar jurk, vrij en uitgelaten als een dartel veulen in de wei. Hij genoot ervan haar zo te zien opleven.
Op dat moment sloeg de klok zesmaal en de vrouw keek geschrokken op. Haastig ontdeed ze zich van de jurk en trok haar alledaagse kleding weer aan. De man vloog snel en geruisloos de trap af.

De man bezag zijn vrouw tijdens het eten en vroeg zich af wanneer ze die jurk zou dragen. Misschien had ze hem gekocht voor een speciale gelegenheid? In gedachten ging hij de data bij langs; volgende week was zijn verjaardag en over een maand was hun trouwdag. Hij verheugde zich erop zijn vrouw als stralend middelpunt te zien op de feesten die in het verschiet lagen.
Maar toen zijn verjaardag zich aandiende, droeg zijn vrouw een andere jurk. De man voelde zich teleurgesteld, maar troostte zichzelf met de gedachte dat ze de jurk dan waarschijnlijk gekocht had voor het vieren van hun trouwdag.

De weken verstreken en wanneer het maar mogelijk was, zorgde de man ervoor dat hij vroeg thuis was om heimelijk toe te zien hoe zijn vrouw haar mooie jurk paste. Hij voelde weer de kriebels die hij gevoeld had toen ze elkaar pas ontmoetten en ging zich ook meer en meer gedragen als een verliefde jongen. Hij bracht steeds vaker bloemen voor zijn vrouw mee, schreef gedichtjes voor haar en verstopte die in haar kleding of onder haar kussen.
Zijn vrouw wist niet waar deze verandering vandaan kwam en werd achterdochtig: zou hij soms een ander hebben? Je hoorde zo vaak dat mannen met een minnares de eerste tijd extra lief werden voor hun vrouw…
Onbewust van de twijfels in het hart van zijn vrouw, bloeide de man helemaal op toen de langverwachte dag eindelijk aanbrak: hun trouwdag. Ze zouden elkaar treffen in een romantisch restaurant, waar hen een waar feestdiner wachtte.

De hele dag kon de man aan bijna niets anders denken dan aan zijn vrouw in haar mooie jurk. Zijn vrouw daarentegen voelde zich ellendig en wist zeker dat hij haar die avond ging opbiechten dat hij wilde scheiden. Ze was zo van streek dat ze die dag zelfs het ritueel met haar mooie jurk oversloeg. De pijn was te groot. Toen het tijd was om zich te gaan klaarmaken voor het etentje, slaagde ze er niet in om haar traansporen helemaal weg te poetsen. Haar gezicht bleef er huilerig uitzien. Omdat ze zich allesbehalve feestelijk voelde, trok ze een eenvoudig donker broekpak aan dat ze doordeweeks ook vaak droeg. Bibberend stapte ze uiteindelijk de deur uit.

De man was al gearriveerd in het restaurant. Hij kon bijna niet wachten tot de avond beginnen zou. Nog genietend van zijn mijmeringen, keek de man op toen een donker figuurtje het restaurant binnen schuifelde. Even bekroop hem de gedachte dat zo’n triest persoon niet in zo’n chique restaurant hoorde, tot hij met een enorme schok zijn eigen vrouw herkende. Volkomen sprakeloos en als verlamd zat de man in zijn stoel. Het kwam niet in hem op om naar zijn vrouw toe te lopen, hij had het niet eens gekund. Hij zat daar maar wezenloos te staren naar het donkere figuurtje dat onzeker zijn kant op wankelde. Toen ze vlakbij was, wist de man zich met bovenmenselijke inspanning te herstellen. Hij glimlachte krampachtig, stond op en kuste zijn vrouw gedag. Koud liet ze zijn begroeting langs zich heengaan en stijfjes zakte ze op het puntje van de stoel die hij voor haar aanschoof. Ze wisten niets tegen elkaar te zeggen.
Het is onnodig om te zeggen dat de avond een regelrechte ramp werd. Beider verwachtingen kwamen niet uit; er werd niets opgebiecht en er was geen sprankje vreugde te bekennen. Zwijgend en allebei met een zwaar hart reden ze samen naar huis.

Thuisgekomen, trok de man zijn vrouw mee naar de zolderkamer. Verwonderd en gedwee volgde ze zonder iets te zeggen. Daar aangekomen, gooide de man de kastdeuren open en haalde de wonderschone jurk tevoorschijn. Geschrokken kromp de vrouw ineen.
“Waarom draag je deze jurk niet?” vroeg de man beschuldigend.
De vrouw sloeg haar ogen neer. “Die pas ik niet meer”, mompelde ze zacht.
Boos pakte de man haar bij haar arm. “Lieg niet! Je past hem elke dag en hij zit je als gegoten. En belangrijker nog, je straalt als je hem aanhebt.”
“Heb je me lopen bespioneren?” gilde de vrouw woedend.
“Ja!” brulde de man terug. “En daar moet jij wat van zeggen, jij met je stiekeme gedoe!”
De vrouw klapte haar kaken hoorbaar op elkaar. Ze wist niet wat ze daarop moest zeggen. Hij had gelijk.
Ook de man ontwaakte opeens uit zijn woede en keek wat verdwaasd. Plompverloren ging hij op de grond zitten en zijn vrouw begon zenuwachtig te giechelen.
Al gauw lagen ze allebei gierend van het lachen te rollen over de vloer van de zolder.

“Maar serieus,” drong de man aan toen ze weer wat bekomen waren van het lachen, “waarom draag je die jurk niet?”
De vrouw hing half over een oude dekenkist en liet haar armen voor zich bengelen. Terwijl ze haar blik op de grond gericht hield, antwoordde ze zachtjes: “Dat durf ik niet.”
De man stond paf. Hij praatte op haar in, verzekerde haar hoe mooi de jurk haar stond, maar zijn vrouw bleef koppig haar hoofd schudden. Uiteindelijk had hij haar zo ver dat ze ermee akkoord wilde gaan dat het een jurk was voor een bijzondere gelegenheid. “Bij een bijzondere gelegenheid zal ik de jurk dragen”, beloofde ze.

De tijd verstreek. Nog altijd paste de vrouw haar wondermooie jurk vrijwel dagelijks, maar elke keer als haar man vroeg wanneer ze hem zou dragen, schudde ze haar hoofd en antwoordde: “Bij een bijzondere gelegenheid.”
Gelegenheden kwamen en gingen, maar geen enkel feest was voor de vrouw bijzonder genoeg om de jurk te dragen.
Jaar in en jaar uit bleef haar man smeken of ze de jurk wilde dragen, maar steevast antwoordde zijn vrouw: “Bij een bijzondere gelegenheid zal ik de jurk dragen.”

De man en vrouw kregen kinderen, zagen hen opgroeien en uiteindelijk zelf trouwen en kinderen krijgen. Maar ook al bleef de vrouw trouw elke dag haar jurk passen, ze bleef weigeren hem te dragen.
Nog meer jaren gingen voorbij en de vrouw werd ziek. Al gauw werd duidelijk dat ze niet meer beter zou worden en iedereen kwam afscheid nemen.
Stil zat de man naast het sterfbed van zijn vrouw. Te wachten.

Op een koude winterochtend stierf de vrouw. Mensen kwamen om de begrafenis te helpen regelen. Het huis werd gevuld met stemmen. Veel stemmen. Stemmen die soms fel konden uitschieten. De een wilde per se orchideeën, de ander lelies. De man hoorde het hoofdschuddend aan en zweeg.
Toen de begrafenisondernemer vroeg welke kleren ze zijn vrouw moesten aantrekken, kwam hij moeizaam overeind. Langzaam beklom hij de trap naar de zolder, opende de deuren van de grote kast die daar stond en haalde de wondermooie jurk tevoorschijn. Zachtjes aaide hij de stof. Een traan biggelde over zijn wang. Met een diepe zucht slofte hij de kamer uit, de jurk stevig tegen zich aangeklemd.